13 december 2018

Natuur: een van de hoofdconclusies van de Agenda voor de Toekomst en T2015

Met het onderzoeksprogramma voor natuur wil de VNSC het functioneren van het ecosysteem van het Scheldeestuarium beter begrijpen. Met die kennis moeten de trends zoals waargenomen in de T2015 beter geduid worden en kunnen vanuit het ecologisch functioneren randvoorwaarden en opgaven voor het morfologisch beheer opgesteld worden. Daartoe is vanuit drie onderzoekslijnen gewerkt: primaire productie, leefgebieden en flora en fauna. Hier worden per aandachtsgebied de belangrijkste conclusies beschreven, voortkomend uit zowel het onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst als de T2015.

Foto van een meeuw op een paal
Foto: Ben Biondina

Primaire productie

De algen in het estuarium produceren, net als planten op het land, biomassa en zuurstof door middel van fotosynthese (primaire productie). De algen worden gegeten door andere organismen, zoals zoöplankton en bodemdieren, en vormen zo de basis van de voedselketen in het estuarium.

Vaststellingen uit de T2015

In de tweede helft van de vorige eeuw was het slecht gesteld met de waterkwaliteit in het Schelde-estuarium, vooral in de Zeeschelde. Er kwam een omslag in 2003, na forse investeringen in de afvalwaterzuivering. Tot 2009 leidde dat tot een aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit: meer zuurstof en algen en dus meer primaire productie. Dit resulteerde bijvoorbeeld in een toename van vissen in de Zeeschelde. Sinds 2009 zet de verbetering zich niet verder door. In de Westerschelde nam de primaire productie in de jaren 2010-2013 af. Deze trend speelt ook in de Zeeschelde.

Onderzoeksresultaat: Wat stuurde de verandering in primaire productie?

Het is aannemelijk dat de afname van de primaire productie in de Westerschelde veroorzaakt is door minder licht voor de algen in het water.

In de jaren 2010-2013 nam op een aantal plaatsen in de Westerschelde het gehalte aan zwevend stof in het water toe. De precieze oorzaak van die vertroebeling is niet bekend, maar wel is zeker dat dit een rem zet op de groei van algen. Modelstudies bevestigen dat licht de belangrijkste stuurfactor is in de Westerschelde en zeer waarschijnlijk ook in de Zeeschelde. Naast vertroebeling zijn er nog andere factoren die de primaire productie kunnen beïnvloeden, zoals de beschikbaarheid van nutriënten, het verloop van de temperatuur en de mate waarin zoetwater naar het estuarium wordt afgevoerd.

Leefgebieden

Vaststellingen uit de T2015

Ten aanzien van het leefgebied dat permanent onderwater ligt, stelt de T2015 een afname vast van het hoogdynamische deel in de Westerschelde en een lichte toename van het laagdynamische deel, al neemt deze trend de laatste jaren opnieuw af. Die toename wordt als positief beschouwd omdat laagdynamisch gebied, waar de stroming over de bodem beperkt is, de vestiging van bodemdieren bevordert. In de Zeeschelde nam ten opzichte van het matig diepe en ondiepe water, het diepe water toe. Die ontwikkeling duidt op een steeds ruimer wordende vaargeul en op een toenemende druk op deoevers. Dat wordt als negatief beschouwd.

Onderzoeksresultaat: relatie abiotiekbiotiek beter begrepen

Door onderzoek wordt de relatie tussen de ontwikkeling van de bodemdiergemeenschap onder invloed van de heersende hydro- en morfodynamiek en het morfologisch beheer beter begrepen. De inzet is om de monitoring in de toekomst optimaal in te richten, zodat het inzicht in ingreep-effectrelaties wordt verbeterd en de toekomstige ontwikkeling van de bodemdiergemeenschap beter voorspeld kan worden.

Onderzoeksresultaat: ecotopenkaarten Zeeschelde verfijnd

In het deel van de Zeeschelde dat permanent onder water staat is er een onderscheid tussen laag- en hoogdynamische bodemdiergemeenschappen. Het belang van de maximale stroomsnelheid bij vloed is aangetoond.
Zo is geconstateerd dat biomassa en aantallenvan de talrijkste soorten afnemen bij toenemende stroomsnelheid, maar ook dat enkele soorten minder gevoelig zijn voor hogere stroomsnelheden.

Onderzoeksresultaat: ecologische waarde van plaatrandstortingen gevalideerd

De plaatrandstortingen zijn sinds 2010 een onderdeel van de stortstrategie. Uit de analyse van de monitoringsresultaten blijkt dat de plaatrandstortingen bijdragen aan de toename van de oppervlakte aan laagdynamisch leefgebied in de directe omgeving. Validatieonderzoek leert dat de door de plaatrandstortingen nieuw gevormde laagdynamische gebieden een ecologische waarde hebben die vergelijkbaar is met de bestaande laagdynamische gebieden in de omgeving (Hooge Platen), dan wel een ecologische waarde hebben die consistent is in de tijd (Plaat van Walsoorden). De plaatrandstortingen zijn daarmee effectief geweest in het lokaal vergroten van laagdynamisch areaal. Een andere bevinding is dat de gecreëerde locaties ook onderhouden moeten worden, met gerichte aanvullende stortingen.

Flora en Fauna

Vaststellingen uit de T2015

De aantallen overwinterende vogels (en broedvogels in de Westerschelde) gaan over het algemeen achteruit, zowel in de Westerschelde als in de Zeeschelde. Deze achteruitgang kan gedeeltelijk te maken hebben met externe factoren, zoals klimaatverandering en Europese populatietrends. Maar uit de T2015 blijkt dat belangrijke oorzaken in het Schelde-estuarium zelf moeten liggen.

Onderzoeksresultaat: factoren die ontwikkelingen bij vogels bepalen

De structurele habitatkenmerken en verstoringsbronnen in de omgeving zijn de meest sturende factoren voor de hoeveelheid en beschikbaarheid van voedsel. De onderzoeksresultaten voor de Westerschelde tonen aan dat er in de laagdynamische zones ruim voldoende voedsel aanwezig is voor de vogels, maar dat het onvoldoende beschikbaar is. Het foerageergebied is soms te klein. Ook kan de beschikbare foerageertijd te kort zijn, omdat voedselrijk gebied met voldoende lange droogvalduur ontbreekt. Momenteel wordt onderzocht in welke mate verstoringsbronnen de vogelstand in de Westerschelde bepalen. Het verband tussen droogvalduur en foeragerende watervogels geldt ook voor de Zeeschelde. De belangrijkste verklaring voor de teruglopende vogelstand lijkt daar een grote verandering in de voedselsituatie te zijn. De structuur en energiedoorstroming van het voedselweb is grondig gewijzigd door de opmars van vissen en garnaalachtigen. Er is competitie voor voedsel tussen garnalen, watervogels en vissen die van bodemvoedsel leven.

Andere hoofdconclusies uit de Agenda voor de Toekomst en T2015:

Deze conclusies zijn eerder gepubliceerd in het Scheldemagazine. Het Scheldemagazine is digitaal te bekijken op de website van issuu.