Menselijke ingrepen

Het water van de Schelde zocht vroeger zijn eigen weg, maar de mens heeft het vaak willen bedwingen en beheersen. Zo drukte hij zijn stempel op het ongeschonden Scheldelandschap. Nog tot de eerste helft van de twintigste eeuw werd de Schelde op heel wat plaatsen rechtgetrokken. Stukken land werden ingepolderd en kanalen gegraven. Ook nu nog probeert de mens greep te krijgen op de rivier, maar dan zonder de natuur daarbij over het hoofd te zien.

Het Scheldetracé herlegd

De Schelde bestond vroeger uit een stelsel van hoofd- en zijgeulen en kronkelde veel meer dan nu. Eeuwenlang heeft de mens heel wat kronkels en bochten doorgestoken, met een sneller transport als doel.

Het rechttrekken van de Schelde ging door tot in de twintigste eeuw. De rivier werd maar liefst 10,5 kilometer korter. Veel afgesneden meanders zijn gedempt en omgevormd tot landbouw- of bosgrond. Toch fungeren enkele van die meanders nog als stille getuigen van hoe de Schelde er vroeger bij lag. Het zijn vaak prachtige natuurgebieden met een bijzondere fauna en flora.

Herwonnen land

Nog voor de Schelde her en der werd rechtgetrokken, bouwde de mens al kleine dijkjes om de oevers te beveiligen voor het water. In de middeleeuwen werden ook grote stukken van de zee of de rivier ingepolderd of drooggelegd. Door de opkomst van betere technieken ging het aantal inpolderingen vanaf de zestiende eeuw stevig de hoogte in. Nog tot ver in de twintigste eeuw werd er op deze manier land gewonnen. Rond 1800 bedroeg de oppervlakte van de Westerschelde nog 45.000 hectare. In de periode tot en met 1970 is er in het gebied van de Westerschelde 14 114 hectare ingepolderd.

Het nut van baggeren

De Schelde is van essentieel belang voor de economie en de scheepvaart in Vlaanderen en Nederland. De bevaarbaarheid van de rivier rekent de VNSC dan ook tot een van haar prioriteiten. Grote hoeveelheden zand en slib kunnen die bevaarbaarheid hinderen. Om de toegangswegen tot de verschillende havens vrij te houden, worden er baggerwerken uitgevoerd.

  • Er wordt al gebaggerd in de Schelde sinds de twintigste eeuw. Dat komt door het Scheidingsverdrag uit 1839. Dat regelt de vrije doorvaart voor schepen op de Schelde naar Antwerpen. Nederland is volgens dit verdrag verplicht om de vaarweg zo te onderhouden dat de haven van Antwerpen zonder obstakels kan worden bereikt.
  • In de Schelde wordt vandaag dertien miljoen kubieke meter zand en slib per jaar bovengehaald. Indien mogelijk wordt dat terug in de zee of in de Schelde gestort. Bij het kiezen van de locatie daarvoor worden naar win-winsituaties gezocht met de natuur.
  • De specie afkomstig van baggerwerken in de haven van Antwerpen wordt opgeslagen in onderwatercellen in de dokken. Sinds april 2011 ontwatert de verwerkingsinstallatie AMORAS de baggerspecie in de Antwerpse haven. Ze perst wat overblijft ook tot koeken, die dertig jaar worden opgeslagen. Ondertussen zoekt men naar mogelijkheden om  de koeken te gebruiken.

De tol van ingrepen

Het rechttrekken en inpolderen van de Schelde had een positieve invloed op de economie, maar de waterhuishouding in Vlaanderen en Nederland werd grondig dooreen geschud.

  • De rivier kon veel minder water bergen, waardoor er sneller overstromingsgevaar ontstond. Ook ingrepen op de bovenrivieren zorgden ervoor dat grote hoeveelheden water sneller in de Schelde terechtkwamen en stroomafwaarts problemen veroorzaakten. 
  • Sommige afgesneden meanders zijn waardevolle natuurgebieden. Toch is er heel wat biodiversiteit verloren gegaan door het rechttrekken van de Schelde. Dat betekende immers een directe aantasting van de natuurlijke vorm van de rivier. Het had een ingrijpend effect op de band tussen de rivier en haar vallei. Natuurlijke overstromingsgebieden gingen vaak onherroepelijk verloren.

Nieuwe natuurgebieden

Een grondige wetenschappelijke analyse van de toestand van het estuarium toonde dat de rivier meer ruimte nodig heeft. In de Ontwikkelingsschets 2010 zijn daar afspraken over gemaakt. In Nederland en Vlaanderen wordt ruim 1500 hectare ontpolderd. Door de zeedijk landinwaarts te verleggen en polders weer onder invloed van het getij te brengen, kunnen nieuwe slikken, schorren en ondiep water ontstaan. De natuur van de Wester- en de Zeeschelde krijgt hierdoor een grotere waarde.

Voorbeeld van ontpoldering door de mens: de Hedwigepolder

Al meer dan twintig jaar beroert de Hedwigepolder in het oosten van Zeeuws-Vlaanderen de gemoederen. In 1992 werd voor het eerst de mogelijkheid geopperd om dit gebied (met ook de Prosperpolder in Vlaanderen) als natuurgebied aan het estuarium toe te voegen. In 2005 werd de ontwikkeling van dit gebied uitgetekend in het verdrag tussen Nederland en Vlaanderen. Verschillende kabinetten lieten daarna opnieuw onderzoek doen naar het nut en de noodzaak van de ontpoldering. Ze wilden een alternatief. Uiteindelijk heeft de Nederlandse regering de knoop definitief doorgehakt en zal het oorspronkelijke plan worden uitgevoerd.

Voorbeeld van ontpoldering door de natuur: Sieperdaschor

Het landschap van de Schelde veranderde niet alleen door menselijke ingrepen maar ook door de natuur zelf. Bekende voorbeelden hiervan in de Westerschelde zijn het Verdronken Land van Saeftinghe en het Verdronken Land van Valkenisse, bij Waarde. Nadat het dorp Valkenisse in Nederland al door heel wat stormvloeden was geteisterd, verdween het in 1682 voorgoed in de golven.

In 1966 ontstond de Selenapolder door de aanleg van een gasdam. Daardoor werd een stukje van het Verdronken Land van Saeftinghe ingepolderd. Meer dan dertig jaar later (in 1990) brak de dijk bij een storm. Herstellen bleek te duur en het getij kreeg weer min of meer vrij spel. Er ontstond een schorrengebied met slikken, geulen, ondiep water en rietvelden. Het herwonnen natuurgebied, dat nu de naam Sieperdaschor draagt, geldt als een mooi voorbeeld van natuurontwikkeling door een natuurlijke ontpoldering.