Perkpolder: nieuw buitendijks natuurgebied vol leven
In de zomer van 2015 werd een bres gemaakt in de zeedijk van Perkpolder en is de omliggende dijk versterkt. Sindsdien stroomt de Westerschelde tweemaal per dag het voormalige poldergebied binnen. Zo ontstaat er een gloednieuw buitendijks natuurgebied van 75 hectare, waar het nu al krioelt van het leven.
In 2003 moest de veerdienst tussen Perkpolder en Kruiningen plaatsmaken voor de toltunnel onder de Westerschelde. Het haventje van Perkpolder lag er werkeloos bij, tot Rijkswaterstaat, de gemeente Hulst, Provincie Zeeland en twee projectontwikkelaars op de proppen kwamen met een ambitieus plan. Het doel: een nieuw buitendijks natuurgebied, gecombineerd met woningen, een luxehotel, een golfbaan en een jachthaven.
Moet er nog zand zijn?
In 2015 werd de oude, dertiende-eeuwse dijk doorgestoken. Een nieuwe, steviger dijk vangt het water op verder landinwaarts. Sindsdien overspoelt het zilte water uit de Westerschelde twee keer per dag de voormalige polder. Dat moet een rijke variatie van leven naar het gebied lokken. Anton van Berchum, omgevingsmanager bij Rijkswaterstaat: “We slaan met dit project drie vliegen in één klap: Perkpolder draagt innovatief bij aan de langetermijnwaterveiligheid van het gebied met meervoudig ruimtegebruik, de duurzame ontwikkeling van functies zoals wonen, recreëren en ondernemen en de versterking van de veerkracht van de natuur in het Schelde-estuarium.”
Om na te gaan of de natuurdoelstellingen gehaald worden, loopt er sinds vorig jaar een onderzoek in Perkpolder. Matthijs Boersema van Hogeschool Zeeland is de projectleider: “Bij iedere vloed zet het water zand en slib af. Een deel daarvan blijft bij eb achter, zodat de vroegere polder op een natuurlijke wijze wordt opgehoogd. Wij onderzoeken hoe die morfologische ontwikkeling verloopt en hoe op die manier nieuwe biotopen tot stand komen. We hebben het dan over vegetatie en bodemdieren, maar ook over vogels.”
Nattevingerwerk?
Dat onderzoek gebeurt niet zomaar met de natte vinger. “We vergelijken grondig met andere overstromingsgebieden, zoals het Verdronken Land van Saeftinghe, iets verder stroomopwaarts aan de Westerschelde. Dat is door eeuwenlange opslibbing intussen het hoogste punt van Zeeland, als we de duinen buiten beschouwing laten. Een interessante referentie dus voor Perkpolder”, aldus Matthijs Boersema. “Maar we vergelijken ook met overstromingsgebieden die niet natuurlijk ontstaan zijn. Een goed voorbeeld is Rammegors, een natuurgebied aan de Oosterschelde dat sinds 2014 opnieuw aan de getijdenwerking blootstaat. We gaan bijvoorbeeld het terrein op om beide gebieden te vergelijken. Zo hebben we vastgesteld dat Perkpolder al aardig is opgeslibd. Dat merken we vooral in de geulen achterin het gebied, die zijn uitgegraven voor de dijk werd doorgestoken. In de stukken tussen de gegraven kreken zien we dat veel minder. Volledig volgens de verwachtingen, overigens.”
Bovendien richt het kennisinstituut Deltares zich op de modellering van de waterbeweging en het sedimenttransport. Dat vergroot het inzicht in de processen die het gebied vormgeven. Naast de veranderingen in de morfologie verandert ook het grondwaterpeil in het natuurgebied. Deltares onderzoekt met peilbuizen hoe eb en vloed doorwerken in de ondergrond.
Van slijkgarnaal tot smient
Terreinbezoeken zijn ook van groot belang om na te gaan hoe het zit met de soortenrijkdom. Tom Ysebaert van onderzoeksinstituut IMARES doet onderzoek naar de bodemdieren in Perkpolder. “Al in oktober 2015 hebben we de eerste metingen gedaan. Met succes: we vonden twintig verschillende soorten, waarvan wel tien wormachtigen. De meest voorkomende soort is het slijkgarnaaltje. Daarvan vonden we wel 13.000 exemplaren per vierkante meter. Dat is geen ongebruikelijke score voor dit slijkgarnaaltje, maar het is toch een prettige vaststelling dat Perkpolder op zo’n korte tijd zoveel nieuwe bewoners telt.”
Met al dat bodemleven is het geen wonder dat onderzoekers reikhalzend uitkijken naar de komst van vogels. Tom Ysebaert: “Het is nog wat vroeg om Perkpolder al als foerageergebied te bestempelen, laat staan als broedgebied. Maar we houden wel meerdere keren per jaar vogeltellingen bij hoog- en laagwater, met positieve resultaten. Ondertussen hebben we onder meer bergeenden, smienten, scholeksters en wulpen gespot. Ook vrijwilligers hebben al heel wat leuke soorten waargenomen, waaronder de lepelaar. We verwachten dat Perkpolder over een aantal jaren een vaste waarde is voor foeragerende watervogels.”
“We verwachten dat Perkpolder een vaste waarde wordt voor foeragerende watervogels.”
Tom Ysebaert, onderzoeker
Wat te doen bij kaalheid
Op dit moment ligt Perkpolder nog vrij diep, zeker in vergelijking met andere getijdengebieden. Daarom doet vooral bodemleven het er goed en zijn er nauwelijks planten te bespeuren. Op termijn zullen de kale slikken op een natuurlijke wijze ophogen zodat schorrenplanten er zich kunnen vestigen. Die kunnen ertegen dat ze iedere vloed onder water komen te staan, op voorwaarde dat dit niet al te lang is. Tjeerd Bouma van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) doet onderzoek naar de vegetatieontwikkeling: “We hopen natuurlijk dat er zich op lange termijn ook schorvegetatie ontwikkelt. Het is niet altijd voldoende dat het gebied opslibt opdat planten er een kans krijgen. Bodemdieren kunnen zich soms tegoed doen aan zaailingen. Het is ook mogelijk dat het slib niet stevig genoeg is, waardoor de plantjes geen grip krijgen.”
De onderzoekers doen niet alleen metingen, ze voeren ook verschillende experimenten uit. Tjeerd Bouma: “We meten de consistentie van het slib en de snelheid waarmee de opslibbing plaatsvindt, maar daarnaast doen we in het lab en op het terrein proeven. Zo hebben we in een klimaatkamer bestudeerd wat het effect van verschillende bodemtypes en drainage is op de zaailingen. De resultaten zullen ook van belang zijn voor de toekomst van de Hedwigepolder. We kunnen bijvoorbeeld betere uitspraken doen over het aantal geulen dat gegraven zal moeten worden zodra daar ontpolderd wordt.”
Deltaprofessionals
Het onderzoeksproject in Perkpolder wordt gedragen door verschillende instellingen. Rijkswaterstaat, Hogeschool Zeeland, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, IMARES en Deltares dragen er samen aan bij in het samenwerkingsverband Centre of Expertise Delta Technology. Na drie jaar leveren ze in 2018 een eindrapport op met de gebundelde resultaten van het project. “Daarmee voeden we het wetenschappelijke veld met waardevolle kennis, maar dat is niet de enige doelstelling”, zegt Matthijs Boersema. “We geven tijdens het project ook kansen aan afstudeerders van de Hogeschool Zeeland. Zo willen we hen klaarstomen tot echte deltaprofessionals. Daar is het toekomstige onderzoek alleen maar bij gebaat.”