Terugblik kennisdelingssessie onderzoek en monitoring Schelde-estuarium
Op 13 februari 2020 deelden onderzoekers hun inzichten over de toekomst van het Schelde-estuarium. Niet alleen kwam het Werkplan 2020-2023 aan bod, maar ook vertelden onderzoekers over hun bevindingen rond de stortingen in diepe delen van de vaargeul van de Westerschelde. Zo’n 30 betrokkenen bij de Schelde werden bijgepraat door team onderzoek en monitoring.
Werkplan 2020-2023
Het concept werkplan 2020-2023 voor het onderzoeks- en monitoringsprogramma van de VNSC ligt tijdens deze bijeenkomst open voor suggestie en feedback. Het werkplan beschrijft op hoofdlijnen wat er de komende jaren op de planning staat. Het gaat dan om monitoring en onderzoek rondom de thema’s sediment, natuur, klimaat en evaluatie(methodiek). In het werkplan wordt voor ieder van deze thema’s een schets gegeven van:
- De huidige situatie: wat zijn de belangrijkste bevindingen, opgaves en kennisleemten?
- De doelen voor 2023: wat willen we in 2023 hebben bereikt?
- Het plan voor 2020: welke pilots, modelstudies en rapportages staan er op de agenda?
In de komende maanden wordt het werkplan afgerond en in juni 2020 voorgelegd ter vaststelling aan het Ambtelijk College van de VNSC.
Vraag en antwoord rondom het Werkplan
Enkele aanwezigen gaven aan dat het een pittig document is: er zijn veel details en dwarsverbanden, en dat maakt het lastig de grote lijn vast te houden. Het team onderzoek en monitoring neemt deze opmerking mee in de afronding van het plan en zorgt dat zowel structuur van het werkplan als de productomschrijvingen worden aangescherpt. Verder wordt ook een samenvatting aan het werkplan toegevoegd.
Een andere vraag gaat over de druk van de stikstofwetgeving in Nederland. Is dit meegenomen in het werkplan? Joost Backx (strategisch adviseur en onderzoeker bij Rijkswaterstaat) geeft aan dat dit op projectniveau van toepassing is. Ook wordt gevraagd naar een overzicht van de grenzen van Natura2000-gebieden in de Westerschelde. Dat overzicht is onder meer in de beheerplannen terug te vinden.
Onderzoek naar stortingen in diepe delen van de vaargeul
De zandige baggerspecie afkomstig van het onderhoud van de vaargeul wordt volgens de huidige vergunning teruggestort op stortlocaties langs de plaatranden, in de nevengeulen en in de hoofdgeul. Het uitgangspunt voor de toekomstige stortstrategie is om meer gebruik te maken van stortlocaties in de diepe delen van de hoofdgeul. Daarvoor worden sinds 2016 proefstortingen uitgevoerd op 2 locaties: de Diepe Put van Hansweert en de Inloop van Ossenisse. Bij de eerste proefstorting bleek dat slechts een klein deel van de gestorte baggerspecie nog terug te vinden was in de stortzone zelf. Daarom is bij de herhaling van de proefstorting een intensievere monitoring opgezet en is er onderzoek uitgevoerd naar het storten in diepe delen. De resultaten geven een beter inzicht in het verspreidingsgedrag van de stortingen in de diepe delen in de hoofdgeul.
Onderzoekers van Deltares, IMDC en het Waterbouwkundig Laboratorium hebben de resultaten van de intensieve monitoring en verschillende numerieke rekenmodellen gebruikt om de effecten van storten in diepe putten beter te begrijpen en te kunnen voorspellen.
Bas Huisman (Deltares) licht toe dat Deltares gebruik heeft gemaakt van een 3D-model (Delft3D) en data uit metingen tijdens 3 proefstortingen (de vierde zal in 2020 plaatsvinden) om te onderzoeken wat de effecten zijn van het storten van gebaggerd sediment in de Diepe put van Hansweert. Er is vooral gekeken naar het gedrag van het sediment tijdens het storten en in de periode na de storting: wat gebeurt er tijdens een storting, en waar gaat het sediment heen tijdens en na de storting? Op deze manier zijn de voordelen en risico’s van deze stortlocatie in kaart gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat het effect van het storten van sediment in een diepe put op de stroming en waterstanden klein is. Sediment van de proefstortingen is dichtbij de put gebleven, met name resulterend in extra sedimentatie in de binnenbocht van de Put van Hansweert. Waarschijnlijk is het gestorte sediment vanuit de put daarheen getransporteerd. Dit is normaliter ook al een locatie met natuurlijke sedimentatie. Het storten in de put heeft de mate van sedimentatie op deze locatie mogelijk versterkt. Tegelijkertijd vond er enige erosie plaats in de buitenbocht. Mogelijk is deze erosie versterkt ten gevolge van de sedimentatie in de binnenbocht (de sedimentatie in de binnenbocht duwt de stroming naar de buitenbocht).
Yves Plancke (Waterbouwkundig Laboratorium) geeft aan dat er 3 tijdschalen relevant zijn bij de stortingen: (1) het gedrag van het sediment tijdens het storten, (2) het transport van het sediment in de eerste weken na de storting en (3) de morfologische ontwikkelingen op de langere termijn (maanden, jaren). Op basis van meting kon worden vastgesteld dat 5 à 10% van de gestorte specie getransporteerd wordt in de waterkolom. Deze vaststelling werd onderschreven door simulaties met behulp van een zeer gedetailleerd stromingsmodel (CFD) uitgevoerd door IMDC. Daarnaast toont dit model aan dat deze specie zich als een donut (diameter van ca. 500 m) uitsmeert op de bodem onmiddellijk na het storten. De multibeam-peilingen bevestigen dit patroon: slechts een beperkte (20%) fractie van het gestorte sediment komt in de stortvakken terecht, maar wanneer ook de aangrenzende vakken beschouwd worden, vindt men 2/3 van de gestorte specie terug. Na een langere tijd blijkt het sediment zich in de omgeving te verspreiden – resultaten die aansluiten bij de bevindingen van Deltares. Op basis van sedimenttransportmetingen is vastgesteld dat langsheen de Platen van Ossenisse een vloed-gedomineerd sedimenttransport heerst, dat zowel langs de westrand als de oostrand vergelijkbaar is in grootte. Dit transport draagt bij aan de sedimentatie ter hoogte van de drempel van Hansweert, waar echter geen verhoogde sedimentatie is vastgesteld sinds de proefstortingen. Yves gaat daarnaast nog verder in op de effecten die de 3-dimensionale bochtstromingen en korrelgrootte van het gestorte sediment kunnen hebben. De vragen die resten zijn onder meer: waar gaat het sediment precies naartoe? Hoe gaan we om met de verdeling van stortingen op verschillende stortlocaties? Daar is extra onderzoek voor nodig.
Vraag en antwoord rondom het ‘storten in diepe delen’
De zaal luistert aandachtig en komt met inhoudelijke vragen over de gepresenteerde onderzoeksresultaten. Ook wordt de optie van waterinjectiebaggeren op de drempel van Hansweert besproken (dit bleek niet geschikt voor baggeren op een redelijk vlakke drempel). Er zijn nog verschillende onzekerheden en het onderzoek loopt nog door. De laatste proefstorting vindt plaats in 2020. De combinatie van proefstortingen, het modelonderzoek en de langjarige monitoring maakt dat er steeds meer inzicht in het gedrag van het sediment ontstaat.
Vervolg kennisdeling
De laatste inzichten rondom het storten in diepe delen zullen binnenkort ook worden toegelicht in een artikel in de ‘Scheldetopics’. Verder organiseren we dit jaar kennisdelingssessies op 14 mei en in september 2020. Tot slot staat op 1 december weer het Scheldesymposium gepland.
Mocht u wensen hebben ten aanzien van de thema’s van deze bijeenkomsten of heeft u interesse om u aan te sluiten als stakeholder binnen het Scheldegebied dan horen we dat graag! Mail dan naar: communicatie@vnsc.eu.