03 mei 2017

Visindex peilt ecologische toestand Zeeschelde

Elk jaar trekken onderzoekers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) hun waadpakken aan en het Scheldewater in. Hun opdracht: vissen tellen. De resultaten van hun visindex geven ons een beeld van de ecologische toestand van de rivier.

Twee onderzoekers staan tot de knieën in het water en zijn in de weer met fuiken.

De visindex geeft jaarlijks de toestand van het visbestand in de Zeeschelde weer. Jan Breine, onderzoeker bij het INBO: “In de lente, ’s zomers en in de herfst zetten we twee dubbele schietfuiken op en vangen we gedurende 48 uur vissen. Dat gebeurt op zes locaties langs de Zeeschelde, die drie ecologische zones omspannen: de mesohaliene of gemengde zoute zone, de oligohaliene of zwak brakke zone en de zoete zone. Voor elke zone tellen we hoeveel soorten we vangen en hoeveel exemplaren van elke soort. De behaalde indexwaarde rekenen we vervolgens om naar een score: de Ecological Quality Ratio, met 1 als maximaal ecologisch potentieel en 0 als absoluut minimum.”

Trends spotten

De visindex levert een goede indicatie op van de natuurlijke gezondheid van het Schelde-estuarium. Toch zegt zo’n index niet alles. Jan Breine: “Omdat we met schietfuiken werken, vangen we vooral soorten die dicht bij de oevers zwemmen. Soorten die het diepe sop verkiezen, ontgaan ons dus. Bovendien kan de situatie er een week voor of nadat we het water intrekken helemaal anders uitzien. De Zeeschelde is immers een bijzonder dynamisch systeem. De visindex biedt vooral een nuttige dwarsdoorsnede van dat systeem over de jaren heen. Hij laat ons toe om de grote trends waar te nemen.”

De toestand ziet er al enkele jaren vrij gelijkaardig uit. De meeste soorten doen het matig, en hier en daar is er reden tot voorzichtig optimisme. “In de mesohaliene zone vingen we dit jaar iets meer gespecialiseerde paaiers en habitatgevoelige soorten dan in 2015. Toch scoort deze zone net als de voorgaande jaren gemiddeld. De zoetwaterzone doet het minder goed dan de vorige jaren. De afgelopen jaren namen de vissoorten er in aantal toe, wat resulteerde in een goede score. Maar door de lichte terugval in 2016 krijgt de zone nu nog maar bescheiden punten. De oligohaliene zone is al enige tijd het zorgenkindje. Hoewel deze zone beter scoort dan de afgelopen jaren, is het ecologische potentieel er nog altijd ontoereikend. We vingen er wel meer diadrome soorten dan voorheen, dat zijn soorten die tussen zoet en zout water migreren.”

“De oligohaliene zone is al enige tijd het zorgenkindje. Het ecologische potentieel is er ontoereikend.”

Jan Breine, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

De onderzoekers doen nog veel meer dan vissen tellen. “We willen op lange termijn een overzicht krijgen van de ontwikkeling van het visbestand én van de parameters die de aanwezigheid van elke soort bepalen”, vertelt Breine. “Daarom meten we onder andere de temperatuur en het zuurstofgehalte van het water. Die data koppelen we aan de MONEOS-gegevens van de projectgroep Monitoring en Databeheer en aan metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij. Daaruit blijkt onder meer dat de oligohaliene zone soms nog met een laag zuurstofgehalte kampt. Dat verklaart waarom vissen zich daar niet graag lang ophouden.”

De visindex is ook een handig instrument om de impact van menselijke maatregelen in en rond de Zeeschelde op te volgen. Jan Breine: “We verwachten dat overstromingsgebieden een gunstige invloed zullen hebben op het visbestand. De cijfers maken dat vandaag nog niet hard, daarvoor is het te vroeg. Maar gebieden als het Lippenbroek in Hamme en de Polders van Kruibeke blijken nu al populaire opgroeiplekken voor vissen. In de luwe zones kunnen ze rustig groot worden. We hopen dat we het positieve effect van die overstromingsgebieden in de toekomst ook weerspiegeld zien in de visindex.”

Infographic die informatie geeft over vissen in de Zeeschelde. De typische soorten die hierin voorkomen zijn bot, tong, haring en zeebaars in de mesohalien; brasem en spiering in de oligohalien; en baars, blankvoorn en paling in zoet water.

Trekkende vissen opvolgen

Vissen vangen is een prima methode om het visbestand in de Zeeschelde beter te leren kennen. Maar daarmee weet je niet welke wegen vissen kiezen zodra ze weer te water gelaten worden. Een systeem van zenders en ontvangers brengt soelaas.

Sinds 2013 zwemmen er in België en omstreken heel wat vissen rond met een zendertje. Onderzoekers van het Vlaams Instituut voor de Zee, de UGent, het Vlaams Agentschap Innoveren & Ondernemen en het INBO volgen zo hun doen en laten op. Dat gebeurt in het kader van LifeWatch, een Europees project dat onderzoek uitvoert naar biodiversiteit en ecosystemen. Een uitgebreid netwerk van bijna tweehonderd ontvangers seint de informatie door. Jan Breine: “We volgen vissen al enkele jaren op met een zendertje. Dat doen we meer bepaald bij de fint: een beschermde soort die na een jarenlange afwezigheid sinds kort weer de Schelde optrekt om er te paaien. In 2015 hebben we enkele finten tijdens de paaitrek eind april en begin mei voorzien van zo’n zendertje. Dankzij het LifeWatch-netwerk konden we hun verplaatsingsgedrag volgen. Sommige vissen volgden we wel 65 dagen, andere waren al na 23 dagen uit ons zendbereik. Ze zwommen de rivier op en af. Eén exemplaar zwom wel 110 kilometer stroomopwaarts en een ander konden we lokaliseren in Nieuwpoort, 135 kilometer stroomafwaarts van de vangstlocatie.”

Mysterieuze paling

Het LifeWatch-netwerk wordt optimaal benut: meerdere soorten krijgen een zendertje. Ook de Europese paling wordt gevolgd. “Het aantal glasaaltjes (jonge palingen die het zoete water optrekken) is de afgelopen veertig à vijftig jaar met liefst 98 procent gedaald”, zegt Pieterjan Verhelst, onderzoeker aan de UGent en bij het INBO. “Dat heeft verschillende oorzaken, zoals parasieten, vervuiling en overbevissing. Maar een van de belangrijkste redenen zijn de migratiebarrières zoals energiecentrales, pompstations en dammen. Die versperren de glasaaltjes de weg op hun duizenden kilometers lange tocht. Palingen zwemmen immers van de Sargassozee nabij de Golf van Mexico naar onze contreien en keren dan weer terug om er te paaien en te sterven. We weten vrij weinig over de leefwijze en het migratiegedrag van de paling. Door de palingen te tracken met een zendertje kunnen we dat mysterie ophelderen én gepaste maatregelen voorstellen aan waterwegbeheerders zoals Waterwegen en Zeekanaal NV.”

Sluipverkeer door Kanaal

Het onderzoek loopt nog minstens twee jaar. Inmiddels boekten de onderzoekers al interessante resultaten. Pieterjan Verhelst: “We stelden vast dat palingen een andere route kiezen om de Sargassozee te bereiken dan tot nu toe werd aangenomen. Ze zwemmen niet via Schotland, maar nemen een sluiproute door het Kanaal. En da’s niet onlogisch: wellicht sparen ze zo energie uit waardoor ze in een vitalere toestand aan het paaien kunnen beginnen.”