18 mei 2016

Veldonderzoek moet kennis Westerschelde verfijnen

Hoe goed kennen we de Westerschelde eigenlijk? Er wordt jaarlijks gemeten, geanalyseerd en gerapporteerd. En toch zijn we nog niet op de hoogte van alle details. Daar willen medewerkers van Rijkswaterstaat nu verandering in brengen - met nog meer veldbezoeken.

Baggerspecie afzetten langs plaatranden in de Westerschelde, maar dan op zo’n manier dat het meergeulenstelsel en het ecosysteem in stand gehouden worden: dat is flexibel storten. Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt in deelgebieden binnen grote stortvakken in hoofd- en nevengeulen. De werkgroep Flexibel Storten binnen de kerngroep Onderzoek en Monitoring evalueert voortdurend de stand van zaken op de platen en in de geulen van de Westerschelde. Dat is belangrijk, want alleen zo weten we zeker of flexibel storten ook echt werkt.

Stappen en meten

Marco Schrijver, adviseur morfologie en waterveiligheid bij Rijkswaterstaat: “We gebruiken allerlei methodes om de platen en de geulen in de gaten te houden, zoals bodemmetingen en monstername. Met remote sensing volgen we de gebieden ook op via luchtbeelden. Ieder jaar worden de kwaliteitsparameters uit de vergunning getoetst. Verder is er ook het tweejaarlijkse voortgangsrapport. Toch merken we dat er hier en daar nog blinde vlekken in onze kennis zitten. Monitoring kan arbeidsintensief zijn: in het verleden hebben we vooral lokaal detailmetingen gedaan. Nu voegen we daar kwalitatieve onderzoeken over een groter gebied aan toe. Als je een gebied beloopt, kan je het immers op een heel andere manier observeren dan met gerichte metingen.”

En dus trokken de medewerkers hun waadpakken aan. Marco Schrijver: “Voor dit jaar zijn er vier veldverkenningen gepland. We trekken er telkens met een beperkt aantal mensen op uit, verdeeld over één à twee groepjes. Dan letten we vooral op morfologische parameters als waterbeweging en sediment, maar waar het zich aandient, noteren we ook de aanwezigheid van vogels en bodemdieren. Die gegevens worden samen met de gelopen routes vastgelegd op een veldcomputer. Daarnaast nemen we foto’s, die eenvoudig aan de meetpunten en de route kunnen worden gekoppeld.”

Platen

Ondertussen zijn er al twee veldverkenningen achter de rug. Marco Schrijver: “Op 8 april hebben we de Plaat van Valkenisse bezocht, en op 22 april de Plaat van Walsoorden. De laatste kennen we op bepaalde delen vrij goed, omdat er daar aan flexibel storten wordt gedaan. Maar de Plaat van Valkenisse is voor een groot deel onbekend terrein. Omdat het geheel van beide platen de laatste jaren erg aan het veranderen is, wilden we daar een kijkje gaan nemen.”

Het werd een indrukwekkende ervaring. “De Plaat van Valkenisse zelf is erg omvangrijk, en de Zimmermangeul, die er bovenlangs loopt, is aan het verondiepen”, vertelt Marco Schrijver. “We wilden dus vooral bekijken wat het effect is van die verandering op en rond de plaat. Op delen van die plaat is een grootschalige zandbeweging zichtbaar. Bovendien hadden we op de luchtfoto’s gezien dat er diverse vloedscharen ontstaan. Die hebben we bezocht om de ontwikkeling te bekijken en vast te stellen of er mogelijk een nieuwe geul kan ontstaan. Dat laatste lijkt niet het geval te zijn.”

Laagdynamisch

Maar dat is niet alles. De verkenners bekeken op de platen ook de dynamiek van de bodem om de ecologische toestand ervan te beoordelen. Marco Schrijver legt uit: “In gebieden met een hoge dynamiek, of hoogdynamisch areaal, is de bodem door golven of getijstroming veel en vaak in beweging. Die wordt veroorzaakt door sedimenttransporten en verplaatsingen van (mega)ribbels. Door die bewegingen krijgen bodemdieren er minder kans. Met andere woorden: de aanwezigheid van bodemleven staat in direct verband met de beweeglijkheid van de bodem. In gebieden met laagdynamisch areaal is die beweeglijkheid van de bodem veel beperkter. Die gebieden worden gekenmerkt door een rijk bodemleven. Ecologisch gezien zijn ze erg waardevol. Want al dat bodemleven is – letterlijk – de voedingsbodem voor vissen en vogels in het gebied. Door de dynamiek ter plaatse te bekijken en te combineren met waarnemingen van bodemdieren in de diverse gedeelten van de plaat of het slik, krijgen we dus een algemene indruk van de toestand van de plaat.”

De verkenners wisten precies waar ze heen moesten. Marco Schrijver: “We hebben fotobeelden van 2015 en 2012 vergeleken en daaruit bleek dat een groot deel van de Plaat van Valkenisse laagdynamisch was geworden. Daarom zijn we ter plaatse de dynamiek, het sediment en de aanwezigheid van bodemdieren gaan controleren. Onze bevindingen kwamen overeen met de resultaten van de fotobeelden. Conclusie: de laatste drie jaar heeft de Plaat van Valkenisse er inderdaad een stuk laagdynamisch areaal bijgekregen. Uit dit soort vaststellingen blijkt dat de combinatie van reguliere metingen met veldverkenningen een prima methode is om een goed inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van een locatie. Als we het op regelmatige basis doen, kunnen we een gedegen gebiedskennis opbouwen en in stand houden.”

“We zijn ter plaatse de dynamiek, het sediment en de aanwezigheid van bodemdieren gaan controleren.”

Marco Schrijver

Rapportage

Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht in het overleg van de projectgroep Flexibel Storten. “Maar onze informatie is ook nuttig voor andere projectgroepen, zoals Slib, Natuur en Storten en Meergeulenstelsel. We zullen onze resultaten dus ook zeker met hen delen, én met de volledige kerngroep Onderzoek en Monitoring.”

De datums voor de volgende veldbezoeken zijn nog niet bekend. Marco Schrijver: “Dat hangt af van de beschikbaarheid van de mensen en van lopende vragen binnen de projecten. Zoals het er nu naar uitziet doen we dit jaar nog een veldverkenning op de Hooge Platen. Hoe dan ook blijven we de komende jaren veldverkenningen doen in diverse gebieden. Zo houden we onze veldkennis up-to-date en brengen we de evoluties op het terrein beter in kaart.”