03 december 2021

Proefbaggerproject Schaar van de Noord

De Schaar van de Noord is een nevengeul in de Westerschelde en ligt bij het druk bevaren Nauw van Bath. Binnenvaartschepen en recreatievaart maken gebruik van deze nevengeul, waardoor de druk op de hoofdgeul vermindert. Per jaar varen zo'n 12.000 schepen door de Schaar van de Noord. Maar de geul wordt op sommige punten ondieper, met name rond de drempel. Dat kan ervoor zorgen dat schepen niet meer door de nevengeul kunnen varen en het té druk wordt in de hoofdvaargeul. Daarom startte de VNSC in 2018 een baggerproef, op zoek naar een mogelijke oplossing.

Huidige beleid: flexibele vaarwegmarkering

De Vlaamse Overheid houdt de hoofdvaargeul in de Westerschelde op diepte door regelmatig baggeren. Hierdoor kan een minimale diepte gegarandeerd worden, zodat de haven van Antwerpen bereikbaar blijft voor scheepvaart. Voor de nevengeulen is er geen gegarandeerde diepte. In het huidige beleid worden de nevengeulen niet op diepte gehouden, maar wordt er afhankelijk van de diepte flexibele vaarwegmarkering toegepast. Op basis van dieptemetingen verplaatst de overheid deze vaarwegmarkering, zodat schippers kunnen zien waar het diepste deel van de vaargeul zich bevindt. Schepen kunnen zo de ondiepe delen van de nevengeul vermijden. De flexibele vaarwegmarkering moet regelmatig verplaatst worden, omdat de bodem continu in beweging is. Dit is ook het geval in de Schaar van de Noord.

Een kaart/overzicht van het Nauw van Bath en de Schaar van de Noord met de drijvende markering. Bron: Schelde ECS.

Zandgolf in de Schaar van de Noord

De Schaar van de Noord heeft dus geen gegarandeerde diepte. Er is wel een kritische diepte bepaald voor deze nevengeul: 2 meter onder laagst astronomisch getij (LAT). Dit betekent dat als het eb is, en het water dus op zijn laagst staat, de waterkolom nog minimaal 2 meter moet zijn.

Op de bodem van de Schaar van de Noord komen zandgolven voor. Deze zandgolven bewegen met de stroming, waardoor zowel de vorm, hoogte als de locatie van de zandgolven verandert. Ter hoogte van de drempel in de Schaar van de Noord kan de bodemhoogte toenemen door veranderingen in de toppen van de zandgolven. Hierdoor ontstonden in de Schaar van de Noord lokale verondiepingen – plekken waarop de diepte minder dan 2 meter onder LAT bedraagt.

Langsprofiel van de diepte in de Schaar van de Noord. Ook met deze figuur wordt de dynamiek van de bodem weergegeven en zijn duidelijk de verplaatsende zandgolven te zien in de drempel van de Schaar van de Noord.

Als onderdeel van het huidige beleid monitort Rijkswaterstaat de diepte van de Schaar van de Noord regelmatig. Acht keer per jaar voert Rijkswaterstaat dieptemetingen uit rond de drempel en twee keer per jaar wordt de situatie in de hele nevengeul in kaart gebracht. Deze gegevens worden omgezet naar een kaart, waarop de verschillende dieptes te zien zijn. Deze informatie wordt gebruikt om de flexibele vaarwegmarkering waar nodig te verplaatsen.

Dieptecijfers van de recente loding van de drempel van de Schaar van de Noord. Bron: Schelde ECS.

Baggerproef

Om te onderzoeken of regelmatig baggeren een alternatief biedt voor het verplaatsen van de vaarwegmarkering liet de VNSC in 2018 een baggerproef uitvoeren in de Schaar van de Noord. In 2017 bleek uit de regelmatige metingen dat het hoogste punt van de zandgolf zo hoog werd dat er een verondieping van minder dan -2,0 m LAT ontstond. Met de baggerproef wilde men onderzoeken of baggeren in de Schaar van de Noord zinvol kan zijn, en inzicht krijgen in de doorlooptijd van zo’n baggerproject. Hoelang duurt het bijvoorbeeld voordat de vergunningen rond zijn en je daadwerkelijk kunt gaan baggeren? Tot de baggerproef hadden de Nederlandse en Vlaamse overheid nog nooit fysiek ingegrepen in een nevengeul van de Westerschelde.

Eind 2018 is met een sleephopperzuiger 1643 kuub zand uit de nevengeul gebaggerd. Baggeren met een sleephopperzuiger is het meest effectief, omdat deze machine het zand niet verplaatst naar diepere delen van de geul, maar echt verwijderd uit de nevengeul. Tijdens de baggerproef is het topje van de drempel boven de grens van -2,0 m LAT weggehaald. Omdat het ging om een proef is slechts een kleine hoeveelheid zand weggebaggerd. Het opgebaggerde zand werd teruggestort in een vergunde stortzone in de hoofdvaargeul.

Bodem en baggerlocatie drempel Schaar van de Noord. Op deze figuur wordt het verschil aangegeven tussen twee dieptemetingen waarmee de dynamiek van de bodem en de verplaatsing van de zandgolven zichtbaar wordt. Met de zwarte contour wordt de baggerlocatie aangegeven waar daadwerkelijk materiaal is gebaggerd.

Regelmatig baggeren niet zinvol

Om de effecten van de baggerproef te bepalen, maakte Arcadis in opdracht van Rijkswaterstaat eind 2019 een morfologische analyse van de geul. Hiervoor gebruikte Arcadis de dieptemetingen die Rijkswaterstaat voor en na de baggerproef maakte. Sinds de baggerproef is de kritische diepte van -2,0 m LAT niet meer bereikt, het afgelopen jaar is de diepte van de geul zelfs bijna niet veranderd. De baggerproef heeft dus effect gehad, maar omdat de bodem dynamisch blijft is aan de hand van deze proef niet te zeggen of baggeren ook op de lange termijn veel effect heeft. Ook is onduidelijk welk effect baggeren heeft op natuurlijke processen in de bodem. Kortom: de oorzaak-gevolg-relatie tussen het baggeren en de onveranderde diepte van de geul is onzeker.

Het regelmatig baggeren om de Schaar van de Noord op een diepte van -2,0 m LAT te houden, is op dit moment dan ook niet zinvol. De diepte van de nevengeul wordt altijd gemonitord, en de vaarwegmarkering kan verplaatst worden als er ondieptes ontstaan. Uit de proef bleek ook nog eens dat baggeren veel meer tijd kost, omdat er steeds een nieuwe vergunning aangevraagd moet worden. Zo kan er tussen het moment dat een besluit wordt genomen om te baggeren en het daadwerkelijke baggeren zo een jaar zitten. Dat lost de problematiek niet (snel genoeg) op.

Daarnaast zijn de effecten van het regelmatig baggeren op de natuur nog niet onderzocht. Dat maakt het ook lastig om een vergunning te krijgen. Voordat ervoor gekozen wordt om weer te gaan baggeren moet er een nut en een noodzaak blijken, bijvoorbeeld doordat er meer verkeer door de nevengeul vaart of dat de scheepvaartveiligheid in het geding komt. Maar ook dan zijn er meerdere mogelijke oplossingen dan alleen het baggeren van de betreffende nevengeul. Voorlopig blijft het beleid voor alle nevengeulen dan ook dat flexibele vaarwegmarkering het diepste deel van de nevengeul aangeeft.

Schaar van Valkenisse

Op dit moment loopt er ook een onderzoek naar een verondieping van de Schaar van Valkenisse, een andere nevengeul in de Westerschelde. De bodem in de Schaar van Valkenisse verandert veel, waardoor de flexibele markering steeds vaker moet worden aangepast. Een risico is dat er zoveel ondieptes ontstaan dat deze nevengeul moet worden afgesloten voor scheepvaart. Er loopt daarom een morfologisch en nautisch onderzoek naar de risico’s voor het verkeer als de Schaar van Valkenisse moet worden afgesloten. Baggeren lijkt op deze plek echter ook niet de juiste oplossing, omdat hier sprake is van een zandplaat die naar de nevengeul migreert. Eenmalig baggeren levert dan niet veel op, omdat er alsnog steeds meer zand richting de nevengeul komt.

Door verschillen in de waterdynamiek, de morfologie en de bodemsamenstelling is elke nevengeul anders. Daardoor kunnen we de conclusies uit de baggerproef in de Schaar van de Noord niet zomaar doortrekken naar andere nevengeulen. Het aanvullend onderzoek zal dan ook moeten uitwijzen wat de beste aanpak voor de Schaar van Valkenisse zou kunnen zijn.