26 juni 2024

Onderzoek: baggeren en storten heeft ook op lange termijn invloed op de sedimentbalans

In opdracht van de VNSC heeft Deltares een onderzoek gedaan naar de sedimentbalans in de Westerschelde, met een focus op de lange termijn. Het onderzoek levert bijzondere resultaten op. Op de lange termijn vindt er import van sediment plaats. En ingrijpen door de mens, zoals baggeren en storten, heeft meer invloed dan gedacht. Daarmee kan het onderzoek bijdragen aan een doordachte stortstrategie, met het oog op de stijgende zeespiegel.

Er is al veel gezegd en geschreven over het sedimenttransport in het Schelde-estuarium. Die onderzoeken bevatten nog flinke onduidelijkheden. Was er nu sprake van import of export van zand? En welke invloed heeft menselijk ingrijpen? Edwin Elias, kustmorfoloog bij Deltares, heeft zich daarom gericht op een onderzoek naar de langetermijnontwikkelingen. “Dankzij de vooruitziende blik van Rijkswaterstaat wordt de Westerschelde al sinds 1955 nauwkeurig bemeten”, vertelt Elias. “Die serie bathymetrische onderzoeken heeft een unieke dataset opgeleverd. We zijn gaan kijken naar de verschillen: waar is zand bijgekomen en waar is het verdwenen?” Uit de vergelijking kwam een helder beeld naar voren: jaarlijks is er in de Westerschelde een gemiddelde sedimentimport van 2,2 miljoen m3. De hoogste import van sediment vond plaats in de periodes 1980-1994 en 2005-2020. Tussen 1994 en 2005 vond echter een netto export van sediment plaats, van 1,3 miljoen m3 per jaar.

Zandtransport

Elias legt uit dat bij elke getijdenwisseling grote hoeveelheden sediment (vooral zand) heen en weer worden getransporteerd tussen de kust en de Westerschelde. “Daar blijft niet zoveel van liggen. Zoals uit de meetgegevens blijkt is er jaarlijks wel sprake van import van sediment. Dus er blijft wat meer liggen dan dat er naar de kustzone gaat.”

Hoe komt het dan dat er een periode is geweest waarin dat juist omgekeerd was? “Er zijn duidelijke registraties van de baggerwerken, de stortingen en onttrekkingen in het Schelde-estuarium. Die hebben we bij het onderzoek betrokken.” Sinds tien jaar mag uit de Westerschelde geen zand meer worden onttrokken. Toen was al bekend dat alles wat in de Westerschelde wordt onttrokken, vanuit de kust wordt aangevuld. “Het is een kwestie van bronnen en putten, ofwel: sources and sinks. Maak je op de ene plek een berg zand en graaf je op de andere plek een kuil, dan zorgt de stroming voor het transport van berg naar kuil. Vandaar dat we ook altijd zullen blijven baggeren, want de vaargeul moet op diepte blijven.”

Een baggerschip op zee, met in de voorgrond zand en een rij paaltjes.

Omgekeerde trend

Uit de registraties die Elias bestudeerde, blijkt dat juist in de periode 1994-2005 veel van het zand van de baggerwerken in het oosten van de Westerschelde in het westen ervan werd gestort. Daarmee was de verklaring voor de ‘omgekeerde trend’ gevonden. “Wáár je stort blijkt een behoorlijk grote invloed te hebben op de sedimentbalans”, concludeert Elias. “Soms is er maar een kleine ingreep nodig om het evenwicht te laten omslaan. Dan vindt er opeens netto zandtransport plaats van de Westerschelde naar de kust. Dat biedt de mogelijkheid om op de lange termijn te sturen.”

De resultaten van het onderzoek helpen de beheerders van het Schelde-estuarium om hun strategie voor de lange termijn te bepalen. Marcel Taal is programmamanager van het onderzoek bij Deltares: “De Westerschelde heeft diverse gebruiksfuncties. De eerste is toegankelijkheid, met een vaarweg die diepte vraagt. Dan is er de natuur, die gebaat is bij geleidelijke overgangen en ondieper water. De Westerschelde is ook een Natura 2000-gebied dat we in stand moeten houden. Tot slot is er de waterveiligheid. Ook die is gediend bij ondiepte, vooral in de nabijheid van de keringen.”

Betere besluiten

Met dit onderzoek in de hand kunnen vaarwegbeheerders (Rijkswaterstaat en de Vlaamse overheid) betere beslissingen nemen in de vergunningverlening van stortplaatsen, vertelt Taal. “Maar de kennis is ook nuttig in gesprekken over de toekomst van het estuarium en welk menselijk ingrijpen daarbij past. Denk aan discussies met mensen die in de omgeving wonen en werken, met natuurbeschermers en vertegenwoordigers van havens en waterschappen. Hiermee kunnen we laten zien wat op de lange termijn nodig is om de drie hoofdfuncties van het Schelde-estuarium te waarborgen. Dan gaat het zeker óók om het garanderen van de waterveiligheid, als de zeespiegel gaat stijgen. Het onderzoek bevestigt bovendien dat we met de Nederlandse koers voor de kust goed zitten. We werken nu al zoveel mogelijk met zandsuppleties. Dankzij onze kennis van de langetermijneffecten kan dat nu nog verder worden aangescherpt.”

Open plekken ingevuld

Is er nu nog vervolgonderzoek gewenst? Elias denkt er even over na. “Dat lijkt me niet. Natuurlijk, als op termijn nieuwe meetgegevens beschikbaar komen, moet het onderzoek worden geactualiseerd. Maar in feite hebben we het plaatje nu wel rond. In voorgaande onderzoeken waren er altijd open plekken. Dit onderzoek verbindt veel van die punten met elkaar en geeft vooral ook een verklaring voor de gemeten afwijkingen: het ingrijpen van de mens.”