Droogte Kanaal Gent-Terneuzen
De zomers van 2017, 2018, 2019, 2020 en 2022 waren droog. Die droogte leidde tot een verminderde wateraanvoer naar het Kanaal Gent-Terneuzen. Dit had effect op het peilbeheer en de verzilting van het kanaal, waardoor verschillende functies onder druk kwamen te staan. Zo zijn in 2019 en 2022 de sluizen van Terneuzen een aantal keer gestremd geweest en nam het zoutgehalte in het kanaalwater en de zijlopen toe.
In 2017 is de bouw van de Nieuwe Sluis Terneuzen gestart en in 2018 fuseerden de Zeeuwse havens (Vlissingen en Terneuzen) met de haven van Gent in Vlaanderen. Deze ontwikkelingen vergroten het belang van het kanaal voor de grensoverschrijdende economie en werkgelegenheid. Vanwege de vele functies van het kanaal is het essentieel dat het kanaal klaar is voor een toekomst met klimaatverandering.
De droogteproblematiek op het Kanaal Gent-Terneuzen is een gezamenlijk vraagstuk voor Nederland en Vlaanderen. Zij maakten in 1960 en 1985 afspraken over de wateraanvoer naar het kanaal en het zoutgehalte. Daarom wordt de problematiek nu gezamenlijk opgepakt en is in de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie een tijdelijke werkgroep droogte Kanaal Gent-Terneuzen opgericht. De werkgroep bestudeert hoe met de droogteproblematiek op het kanaal kan worden omgegaan.
In 2020 en 2021 heeft de werkgroep onderzoek uitgevoerd naar de ernst en impact van de droogte (fase 1), deels in samenwerking met North Sea Port. De volgende stap (fase 2) is het definiëren en beoordelen van maatregelen, om tot breed afgewogen oplossingsrichtingen te komen waarbinnen de verschillende functies van het kanaal zo veel mogelijk geborgd blijven. Op deze pagina vind je een uitgebreide samenvatting van fase 1 en de eerste resultaten van fase 2.
Kanaal Gent-Terneuzen
Het Kanaal Gent-Terneuzen vormt de verbinding tussen de Westerschelde, Bovenschelde en Leie, via de Ringvaart bij Gent. Het is de toegang tot het havengebied van North Sea Port en de stadwateren van Gent. Daarnaast is het een belangrijke corridor voor scheepvaart tussen de Noordzee, het Vlaamse binnenland en Frankrijk.
Het kanaal wordt hoofdzakelijk gevoed vanuit de stuw van Evergem. De wateraanvoer naar het kanaal heeft een sterk seizoenaal karakter met hoge debieten in de winter en lage debieten in de nazomer. Bij Evergem wordt het water verdeeld over het kanaal Gent-Oostende, de Zeeschelde, de Gentse binnenwateren en het Kanaal Gent-Terneuzen. Een aanvoer groter dan 20 m³/s vanuit de Bovenschelde en de Leie is voldoende voor deze wateren, maar in de zomer en nazomer komt het regelmatig voor dat die aanvoer niet wordt gehaald.
Wat gaat er veranderen?
Klimaatverandering leidt tot drogere zomers en nattere winters. In de afgelopen jaren nam de wateraanvoer naar het kanaal al af. De minimale richtwaarde van zoetwateraanvoer voor het Kanaal Gent-Terneuzen is 13 m3/s gemiddeld over twee maanden. Dat werd de afgelopen jaren regelmatig niet gehaald.
Bovendien zal het schutverlies uit de sluizen toenemen door de ontwikkelingen van de havens van Gent en Terneuzen en de ingebruikname van de Nieuwe Sluis Terneuzen in het najaar van 2024. Het water verlaat immers het kanaal richting de Westerschelde via het sluizencomplex in Terneuzen. Dat gebeurt door het schutten van schepen. Het schutverlies wordt bepaald door het aantal schuttingen, het moment van schutten en welke sluis wordt ingezet. Daarnaast wordt water via de sluizen gespuid als de wateraanvoer vanuit Evergem groter is dan het schutverlies.
Wat zijn de effecten?
Effect op peilbeheer
Wanneer de wateraanvoer naar het kanaal lager is dan het schutverlies naar de Westerschelde, daalt het waterpeil. Voor het kanaal is een streefpeil vastgesteld van NAP +2,10m/TAW +4,45m, met een afwijking van maximaal 25 cm. Bereikt het waterpeil de ondergrens, dan wordt het schutverlies beperkt door een of meer sluizen te stremmen rond laagwater in de Westerschelde, wanneer het schutverlies het hoogste is.
Effect op de scheepvaart
Momenteel zijn er in de zomerperiode van 1 juni tot 31 oktober ongeveer 25.000 schepen die het sluizencomplex in Terneuzen passeren. Ongeveer 75% hiervan is binnenvaart en 12,5% zeevaart. Met een slimme planning wordt aan ieder schip een schuttijd opgelegd om wachttijden te beperken.
De Nieuwe Sluis Terneuzen verhoogt de capaciteit van het sluizencomplex waardoor het op ieder moment makkelijker wordt om een schip te schutten en het gemiddelde aantal schepen per schutting toeneemt. Bij dreigende peilonderschrijdingen zal één of meerdere van de sluiskolken gedurende een aantal uur rondom laagwater gestremd moeten worden. Om te kijken wat het effect is op de wachttijden van de binnen- en zeevaart zijn er verschillende scenario’s doorgerekend bij een scheepvaarttoename van 10%.
Om de verwachtingen inzichtelijk te maken, zijn verschillende scenario’s gemodelleerd. Bij een droogte die zich eens per 10 jaar voordoet, zal de Nieuwe Sluis gedurende ongeveer twee weken 10 uur per dag gestremd zijn rond laag water in de Westerschelde en de Oostsluis een week lang 7 uur per dag. In een extreem droog jaar zal de Nieuwe Sluis 7 tot 8 weken lang 10 uur per dag gestremd zijn, de Oostsluis 5 weken en de Westsluis een week. Op dat moment lopen de wachttijden op tot ongeveer anderhalf uur. Zelfs in die extreme situatie waarin alle sluizen een deel van de tijd gestremd zijn, kan de wachtrij bij de sluizen volledig worden weggewerkt tussen twee stremmingblokken door, mits goede planning en genoeg middelen om de afhandeling te begeleiden. Als de scheepvaart nog meer stijgt, zal het systeem mogelijk wel onder druk komen te staan tijdens droge periodes.
Effect op het zoutgehalte
Het zoute Westerscheldewater komt via het schutten op het kanaal. Bij hoge wateraanvoeren vanuit Evergem is er een laag zoutgehalte (winter) en bij lage afvoeren een hoog zoutgehalte (zomer en najaar). Het zoutgehalte is hoger bij de sluizen van Terneuzen dan in de dokken bij Gent. Aangezien zout water zwaarder is dan zoet water, meten we de hoogste waarden boven de kanaalbodem. In de afgelopen jaren is het regelmatig voorgekomen dat het water in het hele kanaal zout was: van Terneuzen tot aan de dokken in Gent.
Modelberekeningen laten zien dat het zoutgehalte in de toekomst stijgt, afhankelijk van scheepvaartintensiteit en aanvoerscenario’s. Door klimaatverandering neemt het risico op een extreem droge zomer toe.
Effect op captaties
Momenteel zijn er zo’n 25 bedrijven die water capteren (aftappen) uit het kanaal en de kanaaldokken, voornamelijk aan de Vlaamse zijde. Het meeste water wordt terug geloosd. Het periodiek oplopende zoutgehalte van het kanaalwater vereist installaties die resistent zijn tegen roest. Een hogere zoutlast kan leiden tot een hogere onderhoudsfrequentie van de installaties. Bestaande ontziltingsinstallaties moeten mogelijk aangepast worden aan de hogere zoutlast. Mocht dit structureel zijn, dan moeten bedrijven overschakelen op resistentere materialen en meer energie-intensieve procesinstallaties. Ook kunnen bedrijven gebruikmaken van ontziltingsinstallaties of het kanaalwater mixen met alternatieve waterbronnen.
Effect op kanaalinfrastructuur
Om de stabiliteit van de damwanden te garanderen, moet voorkomen worden dat het kanaalpeil zakt onder het minimumpeil. Met sluisstremmingen wordt dit gegarandeerd. Een verhoogd zoutgehalte versnelt naar verwachting de corrosie van de damwanden en kaaimuren. Bij het ontwerp en de renovatie van damwanden en kaaimuren zijn mogelijk resistentere materialen nodig. Ook is vaker inspectie en herstel nodig. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe deze problematiek structureel kan worden opgelost.
Effect op de natuur in het kanaal en de zijlopen
In het water van het kanaal en de zijlopen leven vissen, algen en geleedpotigen. Op de waterbodem leven bodemdieren en waterplanten. De vispopulatie bestaat uit een beperkt aantal zouttolerante soorten. In droge periodes met verhoogde zoutgehaltes verblijven alleen de sterk zouttolerante soorten in het kanaal. De minder zouttolerante soorten verplaatsen dan stroomopwaarts naar minder zout water. In zoetere periodes keren minder zouttolerante soorten terug. De gemeenschappen zijn mobiel. De Moervaart en Zuidlede hebben een grotere soortenrijkdom met meer zoetwatersoorten en fungeren dus als schuilplaats.
Verdere verzilting zal zorgen voor verschuiving richting zouttolerante soorten. In het Vlaamse deel van het kanaal kan een definitieve verschuiving naar brakwatersoorten plaatsvinden. Bij verdere verzilting van de zijlopen kan het zijn dat de zoetwatersoorten de zijlopen niet langer als een toevluchtsoord kunnen gebruiken. De veerkracht van het systeem kan enkel behouden blijven als er voldoende lange ‘zoete’ periodes zijn om de competitie met zoutminnende soorten te handhaven.
Naast deze invloed van zout moet ook rekening worden gehouden met impact van waterkwaliteit op de aquatische ecologie. Het kanaalwater is verontreinigd met metalen, bestrijdingsmiddelen en koolstofverbindingen. Bovendien leidt zomerdroogte tot een daling van de ververstijd en een stijging van de watertemperatuur.
Effect op grondwater
In Nederland wordt het grondwater rond het kanaal gevoed met kanaalwater en bestaat er een kwelsituatie. Het grondwater stroomt er naar de sloten en kwelbuizen onder de akkers. Het kwelwater is van nature brak tot zout en daarmee ongeschikt voor landbouw. Gewassen op de akkers zijn voor hun groei afhankelijk van het ondiepe grondwater, dat wordt gevoed door de regen en zogenaamde zoetwaterlenzen vormt.
Toename van verzilting van het kanaalwater in de zomer leidt heel langzaam tot gemiddeld hogere chlorideconcentraties in het grondwater. Dat zal op langere termijn leiden tot hogere zoutgehalten in de sloten. Dit heeft naar verwachting geen effect op de zoetwaterlenzen. Hierdoor wordt verwacht dat eventuele effecten op de akkerbouw verwaarloosbaar zijn. De werkgroep laat een grondwateronderzoek uitvoeren naar de omvang en ontwikkeling van de zoetwaterlenzen.
In Vlaanderen voedt het grondwater het kanaal. Langs de zijlopen infiltreert kanaalwater naar het grondwater in de zomer en stroomt het terug in de winter.
Onderzoek naar maatregelen
Momenteel doet de werkgroep onderzoek dat moet leiden tot een advies aan het Ambtelijk College van de VNSC. Dat advies gaat over de te nemen maatregelen om de impact op de verschillende functies van het Kanaal Gent-Terneuzen zoveel mogelijk te beperken. Onderdelen van het advies zijn inschattingen van de technische en juridische haalbaarheid en van het draagvlak onder de stakeholders. Daarnaast moet het advies schetsen welke stappen nodig zijn voor de implementatie van de maatregelen. Er wordt in zes verschillende stappen naar het advies toegewerkt:
- Stap 1: maatregelen formuleren en aanvullende onderzoeken uitvoeren,
- Stap 2: kansrijke maatregelen selecteren,
- Stap 3: oplossingsrichtingen op hoofdlijnen,
- Stap 4: detaillering van oplossingsrichtingen,
- Stap 5: draagvlak oplossingsrichtingen,
- Stap 6: advies aan het Ambtelijk College uitwerken.
Mogelijke maatregelen
De maatregelen die onderzocht worden voor de droogteproblemen op het kanaal, kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
- Extra aanvoer zoet water: een hoger debiet over het kanaal geeft meer tegendruk voor het zout en vermindert de zoutindringing.
- Beperken zout grondwater: water vanuit het kanaal infiltreert in het grondwater. Dit leidt tot zoute kwel naar omliggende gebieden. Deze gebieden kunnen beter beschermd worden door bijvoorbeeld extra kwelsloten.
- Schutverlies beperken: beperking van het schutverlies zorgt ervoor dat bij droogte het kanaalpeil beter op orde gehouden kan worden, waar mogelijk zonder dat er scheepvaartstremmingen nodig zijn.
- Zoutbeperking Terneuzen: het sluizencomplex bij Terneuzen is de bron van het zout op het kanaal. Verlagen van de zoutlast vanuit het sluizencomplex beperkt de verzilting over heel het kanaal.
- Maatregelen zijtakken: langs het kanaal zijn een aantal zijtakken aanwezig: de Moervaart, de Zuidlede en de Avrijevaart. Deze zijn van ecologisch belang en kunnen met aanvullende maatregelen extra beschermd worden tegen zoutindringing.
- Maatregelen in het kanaal: ook in het kanaal zelf kunnen maatregelen genomen worden om de verspreiding van het zout vanaf benedenstrooms (bij Terneuzen) richting bovenstrooms (richting Gent) te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door de menging te verbeteren, waardoor het zout makkelijker weggespoeld kan worden.
- Overige maatregelen: denk aan het ontzilten van het kanaalwater, de aanleg van ontziltingsbekkens voor proceswater en de bescherming tegen corrosie.
Timing
De ambitie van de werkgroep is om tegen het voorjaarsoverleg van 2025 met een advies aan het Ambtelijk College van de VNSC te komen. Tussentijds zal de werkgroep nog meerdere malen de stakeholders betrekken, zowel via workshops als via specifieke thematische toelichtingen.
Onderliggend onderzoek
Hieronder vind je per thema onderzoeksrapporten.
Algemeen effecten:
- Inventaris en identificatie kennisleemtes. Aanpak droogte kanaal Gent-Terneuzen, Spoor 5A. (2021)
- Impact van verzilting en verminderde bovenafvoer in en rond kanaal Gent-Terneuzen. (2022)
Peilbeheer- en verziltingsmodelerering:
- Nota ruimtelijke verdeling zoutgehalte. Verkennende analyse van de ruimtelijke verspreiding van chloride op het kanaal en de zijlopen. (2021)
- Verzilting Kanaal Gent-Terneuzen. Rapportage oppervlaktewatermodellering. (2023)
- Memo: oppervlaktewatermodellering op basis van SIVAK-simulaties. (2023)
- Water- en zoutbalans voor het kanaal Gent -Terneuzen. Opbouw en scenario-analyse. (2023)
- Ontwikkeling 3D-model Kanaal Gent-Terneuzen: Modelopzet, kalibratie en validatie: Eindrapport (2024)
Effect op natuur:
- Nota aquatische ecologie. (2023)
- Nota water- en chloridebalans Canisvlietse kreek. Verkennende studie voor een eenvoudige water- en chloridebalans voor de Canisvlietse kreek. (2022)
- Nota inventarisatie waterspitsmuis. Terrestrische ecologie. (2022)
Effect op scheepvaart:
Effect captaties:
Effect grondwater:
Maatregelenonderzoek:
Contactpersonen
Tineke Van de Walle: tinekevandewalle@vnsc.eu
Laurens Hermans: laurenshermans@vnsc.eu