Nieuwe proeflocaties voor slim storten
Om de vaargeul in de Westerschelde op diepte te houden, wordt er heel wat gebaggerd. Maar waar blijven we met de baggerspecie? Vlaanderen en Nederland ontwikkelden een speciale strategie: flexibel storten. De projectgroep Flexibel Storten onderzoekt nu vijf nieuwe locaties.
De eerste proefstortingen werden in 2004 en 2006 uitgevoerd, aan de Plaat van Walsoorden. “Dat was de eerste keer dat we aan de plaatranden stortten”, vertelt Kirsten Beirinckx van de afdeling Maritieme Toegang van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. “We wilden nagaan of onze onderzoeksresultaten ook strookten met de praktijk. Bleef het sediment liggen en zagen we geen negatieve gevolgen voor de omgeving? De resultaten waren positief. Daarom hebben we vanaf de derde Scheldeverruiming in 2010 ook op grotere schaal aan de plaatranden kunnen storten.”
Optimale strategie
“We zoeken altijd naar een optimale stortstrategie”, aldus Kirsten Beirinckx. “Binnen ons onderzoeksprogramma Agenda voor de Toekomst verkennen we sedimentstrategieën die interessant kunnen zijn. In de huidige stortzones is nog wel ruimte, maar in de toekomst zullen we toch nieuwe zones nodig hebben. Daarom selecteerden we in de Westerschelde vijf proefstortzones: twee diepe zones, de Put van Hansweert en de Inloop van Ossenisse, en drie ondiepe zones, de Suikerplaat, het Gat van Borssele en Ossenisse Oost.”
7,35 miljoen kubieke meter
De nieuwe proefstortingen gingen in maart 2016 van start en gebeuren door de Tijdelijke Handelsvereniging Zeeschelde, een vereniging van DEME en Jan De Nul, die ook de baggerwerken in de Schelde uitvoert. Het studiebureau IMDC rapporteert over de stortingen en de projectgroep Flexibel Storten volgt ze op. Kirsten Beirinckx: “In totaal mogen we 7,35 miljoen kubieke meter storten. Dit is specie die vrijkomt bij het onderhoud van de vaargeul. Voor de proefstortingen wordt niet extra gebaggerd, wat dus betekent dat we minder op de reguliere locaties storten. Bijna 1 miljoen kubieke meter baggerspecie stortten we in maart in de Put van Hansweert, en ook eind april stortten we eenzelfde hoeveelheid in de Inloop van Ossenisse. Dat verliep allemaal vlot. Eind dit jaar of begin volgend jaar is de Suikerplaat aan de beurt. We proberen de stortperiode altijd zo kort mogelijk te houden. Bij de diepe delen lukte dat: daar ging het telkens over een viertal weken. In de ondiepe gebieden kan alleen bij hoogwater worden gestort, dus daar kan het langer duren.”
Stabiliteit
“Met de proefstortingen onderzoeken we onder meer hoe stabiel de baggerspecie is”, legt Gert-Jan Liekvan Rijkswaterstaat Zee en Delta uit. “Blijft ze liggen, of neemt het getij ze weer mee? Het is belangrijk om te weten hoeveel van de specie op een bepaalde plek wegspoelt na een storting. We proberen ook te achterhalen waar de specie heen gaat. Zo betekent een te stabiele stortlocatie mogelijk dat we er niet heel lang zullen kunnen blijven storten omdat de zone dan te snel ondiep wordt. In de diepe zones zijn we daar voornamelijk in geïnteresseerd. In de ondiepe zones bekijken we daarnaast ook de ecologische situatie. Hoe groeien de plaatranden aan? Neemt daardoor ook de fauna op de platen toe? De platen zijn immers een ideale foerageerplek voor vogels en een goede rustplek voor zeehonden.”
Tot 2018
De proefstortingen duren nog tot 2018. Na de voorbije maanden zien de eerste resultaten er interessant uit. “Het is nog vroeg voor conclusies, maar we zien mogelijkheden voor het inbouwen van de proefstortzones in de toekomstige stortstrategie”, besluit Kirsten Beirinckx.